In strafzaken kan in drie instanties worden geprocedeerd: van een vonnis van de Rechtbank kunnen partijen in hoger beroep komen bij het Gerechtshof. Van een arrest van het Gerechtshof kunnen partijen vervolgens "in cassatie" gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.
De cassatieprocedure wijkt op belangrijke punten af van de procedure bij Rechtbanken en Gerechtshoven. Het belangrijkste verschil is dat de Hoge Raad niet meer oordeelt over de feiten van de zaak, maar zich alleen maar bezighoudt met rechtsvragen. Dit fundamentele verschil leidt tot een wezenlijk andere techniek en stijl van procederen. Bij de Hoge Raad kan alleen door de advocaat worden betoogd dat de beslissing van het Hof, waarbij is vastgesteld dat de verdachte het feit heeft begaan, niet voldoende is gemotiveerd. In de cassatieprocedure kunnen de wezenlijke vragen van de strafzaak dus alleen over de band van de rechtsvraag of over de band van een motiveringsgebrek ter discussie worden gesteld. Het procederen bij de Hoge Raad vereist aldus bijzondere kennis en bijzondere technisch-juridische vaardigheden. Die kennis en die vaardigheden hebben niet alle advocaten in huis. Toch zijn alle advocaten in Nederland bevoegd om voor hun cliënt op te treden in een strafrechtelijke cassatieprocedure. Het gevolg daarvan is dat in een niet gering aantal zaken verdachten bij de Hoge Raad worden bijgestaan door advocaten die daar onvoldoende voor zijn gekwalificeerd.
Bij ons op kantoor zijn Sander van 't Hullenaar en Cindy Janssen gespecialiseerd in cassatiestrafzaken. Beiden zijn aangesloten bij de Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken (VCAS).